Betoog FlorAalsmeer – Jaarstukken 2024, BuRap & Kadernota 2026

 

Voorzitter,

 

Vandaag bespreken we de jaarstukken over 2024 en de kadernota voor 2026. Het zijn documenten met grote woorden, lange zinnen en veel ambities. Maar achter al die beleidsregels en grafieken schuilt één simpele vraag: is het leven van onze inwoners er écht beter op geworden? Want dáár draait het om. Niet om vinkjes op papier, maar om vertrouwen in het bestuur. Niet om begrotingsresultaten, maar om bestaanszekerheid, woningen, zorg en veiligheid voor mensen hier in Aalsmeer en Kudelstaart.

 

In zekere zin is dit een moment van balans, maar ook van waarheid. Wat heeft dit college de afgelopen jaren bereikt? Wat zijn de lessen? En vooral: hoe ziet Aalsmeer eruit onder dit bestuur?

 

Als oppositiepartij gaan wij daar vandaag eerlijk over zijn. Want terwijl het college zichzelf feliciteert met een “gezonde financiële positie” en “ambitieuze plannen”, zien wij in de praktijk een ander beeld. Een beeld van goede bedoelingen zonder borging. Van geld dat rolt, maar waarvan niemand weet of het goed terechtkomt. Van papieren doelen zonder controle op effect.

 

We zien een college dat zijn werk beschrijft in termen van inzet en intenties – maar niet in resultaten. We lezen dat ‘doelen grotendeels zijn gerealiseerd’, maar nergens wordt uitgelegd hoe, voor wie, en met welk meetbaar resultaat. Als raad zouden wij ons moeten kunnen baseren op feiten, op effect. Maar als we vragen naar effectmeting, blijven de antwoorden vaag. Dat is niet alleen frustrerend, dat is bestuurlijk onvolwassen.

 

Als je als gemeente miljoenen uitgeeft aan jeugdzorg, Wmo en participatie – dan moet je weten: werkt het? Waar komt het geld terecht? Helpt het? Dat is geen wantrouwen, dat is gezonde democratische controle. Wat we nu doen, is gemeenschapsgeld uitgeven en hopen dat het goed komt. Het college stelt doelen – maar meet nergens of ze behaald zijn. Beleid zonder effectmeting is beleidsblindheid.

 

Voorzitter, dat kan en moet anders. Wij onderschrijven de adviezen van de accountant en de aanbevelingen van de auditcommissie. Daarom stellen wij vandaag voor dat we structureel vastleggen en de raad structureel actief informeren hoe we meten en of het beleid werkt. Niet alleen mooie voornemens, maar harde cijfers. Wat ons betreft gebeurt dat met duidelijke prestatie-indicatoren per programma:

 

- Sociaal Domein:

 - Percentage jongeren met jeugdhulp: daalt dat dankzij preventie?

 - Kosten per cliënt: blijven die onder het regionaal gemiddelde?

 - Wachttijden Wmo: worden die korter?

 

- Wonen:

 - Hoeveel woningen zijn er echt gebouwd, en klopt de verdeling: 35% sociaal, 30% midden, 35% duur?

 - Hoeveel Aalsmeerse en Kudelstaartse ouderen stromen daardoor door en hoeveel en starters hebben een woning kunnen kopen of huren?

 

- Openbare Ruimte:

 - Is het groenonderhoud op het afgesproken niveau?

 - Zijn inwoners tevredener over hun buurt?

 

- Duurzaamheid:

 - Wat is de ecologische impact? Het Masterplan Energie bevat geen ecologische impactanalyse, geen aandacht voor biodiversiteit en geen heldere kostenraming voor bewoners. Het biedt voordelen voor bedrijven, maar laat bewoners in de kou staan.

 

- Financiën:

Het jaar wordt afgesloten met een positief resultaat – maar dat komt vooral door incidentele meevallers van het Rijk. Structureel gaat het beeld na 2027 omlaag. Kosten stijgen. Belastingen zullen moeten stijgen. Er is nog geen sluitende strategie voor structurele tekorten. Hoe weerbaar zijn we als de incidentele meevallers opdrogen?

 

Zonder meetbare resultaten blijft alles bij mooie verhalen. Door dit vast te leggen in de programmabegroting 2026 sturen we niet alleen op papier, maar ook in de praktijk.

 

Ons heldere voorstel is: meten wat je zegt te doen of te hebben gedaan.

 

En dan de woningmarkt. Er zijn ruim 14.000 woningzoekenden, maar de woningen die gebouwd worden, zijn te duur en verdwijnen naar mensen van buiten. Starters en senioren blijven op wachtlijsten staan. Gemiddeld 13 jaar. Dit is bouwen voor de markt, niet voor onze inwoners.

 

Laat ik één schrijnend voorbeeld noemen. Vorig jaar diende FlorAalsmeer een initiatiefnota in, gericht op knarrenhofjes voor ouderen en appartementen voor jongeren. Een concreet plan, passend binnen de woonvisie, met brede steun en duidelijke locaties op het oog.

 

De wethouder deed toezeggingen. Maar gesprekken met grondeigenaren zijn nooit gevoerd. Sterker nog: het initiatief is stelselmatig geblokkeerd door de coalitie. En waarom? Omdat men schermde met het behoud van het tuinbouwconcentratiegebied en de Greenport-status. Dat zou allemaal niet kunnen. Maar nu blijkt dat in het Uithoornse deel van exact dát gebied gewoon een verblijf voor arbeidsmigranten gebouwd mag worden. Dat kan dus blijkbaar wél.

 

Zo zie je: wanneer het om goede huisvesting voor eigen inwoners gaat, is alles ineens onmogelijk. Maar als het politiek beter uitkomt, verdwijnen de bezwaren. Dit geldt ook voor verdwijnend historisch erfgoed, dat plaats moet maken voor appartementen die alleen de markt dienen. FlorAalsmeer noemt dat meten met twee maten.

 

Voorzitter, hetzelfde patroon zien we bij de gebiedsvisie Kudelstaart, waar zonneparken en windmolens op tafel liggen. De coalitie beweert tegen te zijn, maar stemde toch vóór de plannen. En als je dan vraagt: “Kunnen wij als gemeente dat tegenhouden?”, zegt de wethouder: “De provincie beslist, daar kunnen wij niets aan doen.”

 

Maar vorige week zagen we bij de kwestie paraplubestemming Hornmeer ineens het tegenovergestelde: daar probeert dit college wél het provinciaal beleid te omzeilen door een bestemmingsplan kunstmatig op te knippen. Niet voor iedereen, maar voor één partij. Met een zwakke juridische onderbouwing en een uitzondering die rechtsongelijkheid creëert.

 

Dat ís meten met twee maten. Provinciale regels gelden als het uitkomt — en worden opgerekt als het beter past. Zo creëer je geen vertrouwen, maar willekeur.

 

Voorzitter, rechtsgelijkheid is een fundament van behoorlijk bestuur. Maar dit college gaat daar lichtvaardig mee om. Neem het voorbeeld van een sportclub die via een omweg geld kreeg – uit het representatiebudget. Geen aanvraag, geen gelijke behandeling, geen transparantie. Andere verenigingen? Die krijgen nul op het rekest. Dat is willekeur. En als je willekeur toestaat, verlies je niet alleen grip, maar ook vertrouwen.

 

Om deze reden hebben wij naar aanleiding van de beantwoording op onze vragen een aantal aanvullende en gerichte vragen aan het college over de zogenoemde subsidie aan een sportvereniging in Aalsmeer:

 

Allereerst: Het college noemt dit een subsidie, maar in de beantwoording blijkt dat het geld is geboekt via het representatiebudget en dat er sprake is van shirtsponsoring.

Vraag: Begrijpt het college dat dit juridisch eerder een sponsorbijdrage is dan een formele subsidie? En waarom is dan toch de term ‘subsidie’ gebruikt?

 

Ten tweede: De Algemene Subsidieverordening stelt duidelijke eisen aan het verstrekken van subsidies: een aanvraag, een toetsing, een beschikking, een onderbouwing.

Vraag: Kan het college bevestigen dat deze stappen in dit geval niet of slechts deels zijn gevolgd?

 

Ten derde: Bij sponsoring hoort een tegenprestatie.

Vraag: Is er een schriftelijke overeenkomst gesloten over de zichtbaarheid van de sponsoring op shirts, en kan de raad die overeenkomst inzien?

 

Ten vierde: In de beantwoording wordt niet duidelijk hoe deze constructie zich verhoudt tot precedentwerking.

Vraag: Welke kaders stelt het college om te voorkomen dat sportclubs voortaan via het representatiebudget een ‘subsidie’ aanvragen?

 

Tot slot: Het college schrijft dat het ‘waar van toepassing zal reflecteren op de gevolgde werkwijze’.

Vraag: Wanneer vindt die reflectie concreet plaats en krijgt de raad daar inzicht in?

 

Transparantie en zorgvuldigheid zijn geen papieren principes, maar de basis van ons budgetrecht. Het gebruik van een representatiebudget voor een subsidie — of eigenlijk sponsoring — vraagt om veel scherpere kaders. Daarom vraag FlorAalsmeer het college hierover helderheid te scheppen.

 

Voorzitter, tot slot;
We realiseren ons dat er het afgelopen raadsjaar meer beleidsvelden zijn gepasseerd dan we in dit betoog kunnen behandelen. Onderwerpen als onderwijs, cultuur, verkeer en economie verdienen ook aandacht. Maar onze bijdrage richt zich op de thema’s waar volgens FlorAalsmeer het verschil wordt gemaakt – of juist wordt gemist: wonen, zorg, duurzaamheid, rechtsgelijkheid en bestuurlijke transparantie. Dáár worden de keuzes gemaakt die het dagelijks leven van onze inwoners bepalen. En dáárop beoordelen wij deze jaarstukken en kadernota.

Dit college vraagt vertrouwen voor de toekomst. Maar vertrouwen verdien je niet met mooie woorden alleen. Vertrouwen verdien je met daden, met heldere cijfers en met het nakomen van afspraken. FlorAalsmeer kiest voor resultaatgericht beleid, woningbouw voor eigen inwoners, participatie met inhoud en duurzaamheid mét ecologie. Met duidelijke meetpunten, met openheid en met respect voor iedereen. Want dát is wat Aalsmeer en Kudelstaart verdienen.

 

Dank u wel.